Boeken

Columns

In de afgelopen jaren heb ik verschillende columns geschreven, onder andere voor het weekblad Vriendin, voor de website www.babyenkind.nl en voor verschillende kerkbladen. Hieronder kun je enkele columns lezen, waaronder Femkes columns en mijn overige columns. Femkes verhaaltjes zijn avonturen van Femke toen ze twee was. De overige columns zijn in verschillende kerkbladen verschenen.

Femkes columns:
Toen mijn dochter Femke twee was vond ze het ook leuk om haar belevenissen op te schrijven. Hieronder kun je haar verhaaltjes lezen.

Femkes verhaaltje 1: Verkleedfeest
Femkes verhaaltje 2: Groot
Femkes verhaaltje 3: Poep

Femkes verhaaltje 4: Een slim plannetje
Femkes verhaaltje 5: Toverkusjes
Femkes verhaaltje 6: Mama drinken en groot zijn
Femkes verhaaltje 7: Pop Marieke
Femkes verhaaltje 8: Grote-meisjes-bed
Femkes verhaaltje 9: Koeien
Femkes verhaaltje 10: Dokter Jelle

Overige columns:

Column 1: Verbondenheid
Column 2: Wonderen

Column 3: Relishoppen
Column 4: Geloof op vakantie

Femkes verhaaltje 1: Verkleedfeest

Ik heb veel kleertjes: mooie kleertjes, waar Dora opstaat en ook niet mooie kleertjes, zonder Dora. Mijn mama kleedt me iedere morgen aan, maar vanmorgen was ze een beetje in de war. Nadat mama mij mijn maillot aan had gedaan, kreeg ik geen broek en trui aan, zelfs geen jurk, maar een clownspak. En mama maakte wel zeven staartjes in mijn haar. Ik dacht dat mama niet meer kon tellen, maar ze legde uit dat het vandaag verkleedfeest is en dat ik daarom als clowntje naar de gym mocht. Ik kreeg zelfs een rode neus. Dat deed mama met een potloodje. Gek hè, mama zegt altijd dat ik alleen maar op papier mag kleuren en nu deed zij het op mijn neus.

Mama en ik gingen samen naar de gym. Er waren nog meer kindjes, maar niet mijn gewone gymvriendjes. Het waren heel vreemde kindjes. Ik zag een prinses, een danseres, een boef, Pipi Langkous, Bumba, een draak en nog veel meer. Er waren ook twee aardbeien. Ik vind aardbeien erg lekker en ik wilde erin bijten. Maar dat mocht niet. Het waren geen echte aardbeien, het waren kindjesaardbeien. Jammer. Sommige mama?s en oma?s hadden ook gekke kleren aan, maar mijn mama niet. Mama was gewoon mama. Gelukkig!

Na de gym gingen we naar huis. Ik speelde met papa beneden en mama liep even naar boven. Toen ze terugkwam, schrok ik heel erg. Mijn echte mama was weg en er stond een rare mevrouw met gekke haren en een jurk met allemaal kleuren. Mama zei dat dat moest omdat ze naar het verkleedfeest-feest van de school van mijn grote broer ging, maar ik vond het stom. Ik riep heel hard dat mama er raar uitzag en dat ik dat helemaal niet leuk vond. Het verkleedfeest is leuk en ik ben de allermooiste clown, maar mama moet gewoon mama blijven. Altijd!

Femkes verhaaltje 2: Groot

Mijn broer Jelle is groot, heel groot. Hij gaat zelfs al naar een echte school. Dat wil ik ook! Eerst mocht ik altijd mee als we Jelle weg gingen brengen. Ik rende dan de huishoek in, lekker spelen in het keukentje of met de poppen. Dat kan ik al heel goed, dus ik kan best bij Jelle in de klas zitten. Maar mijn mama haalde me altijd uit de huishoek en nam me mee naar huis. Zo flauw!

Toen bedacht ik iets nieuws. Alle kindjes bij Jelle in de klas gaan op stoeltjes in een kring zitten. Dus klom ik ook op zo?n mooie, hoge stoel. Mijn voetjes kwamen niet bij de grond, maar dat gaf niets. Ik zat net zo netjes als de andere kindjes op de stoel. Toch tilde mama mij er altijd van af.

Vorige week hadden de kindjes van Jelles school een mooie gele brief van de juf gekregen. Dat vond ik heel leuk, want geel is mijn lievelingskleur. Mama las de brief en zei dat erin stond dat kleine broertjes en zusjes wel schattig zijn, maar dat ze onrust brengen in de klas, dus dat ze de klas niet meer in mochten. Ik dacht dat dat niet over mij ging, want ik ben niet klein. Ik ben al groot, bijna net zo groot als Jelle.

De volgende dag brachten mama en ik Jelle weer naar school. We liepen de school in, maar in de gang bleef mama staan. Daar moest ik Jelle een kus en een knuffel geven, want we mochten de klas niet meer in. Niet in de huishoek en ook niet op de stoeltjes. Dat vond ik heel, heel gemeen van de juf.

Wacht maar tot ik echt groot ben. Dan ga ik de hele dag in de huishoek spelen en moet de juf op de gang staan. Puh!

Femkes verhaaltje 3: Poep

Mijn broer is heel knap. Hij kan al echt op de wc poepen en plassen. Ik kan dat nog niet, maar ik wil het wel heel graag. Soms mag ik het van mama proberen. Dan doe ik goed mijn best, maar mijn billen doen het niet. Daarom heb ik nog een luiertje.

Gisteren was mama met oma aan het bellen. Mijn mama belt altijd heel, heel lang met oma. Vooral als ik met mama wil spelen. Gisteren belde ze ook een hele tijd en opeens riep ze: ‘Oh, ik ben al laat, ik moet Jelle van school halen.’ Mama legde de telefoon neer en liep naar mij toe.’Heb je gepoept?’ vroeg mama. Dat had ik niet, ik had alleen een windje gelaten. Ik dacht dat mama graag wilde dat ik poepte, maar het was nog niet gelukt.

Mama rende naar boven om mijn laarsjes te halen. Daarna deed ik mijn jas aan. Dat kan ik al helemaal zelf. Bij de muts staan, armen in de mouwen en floep over mijn hoofd. Ik vind dat heel knap van mijzelf. Toen deed mama mij mijn sjaal om en moest ik gauw naar buiten. ‘Opschieten Femke!’ riep mama. Mama tilde mij op om in het fietsstoeltje te zetten. Als Jelle er niet is, mag ik altijd achterop. Mama snoof en vroeg: ‘Femke, heb je echt niet gepoept?’

Maar nu had ik wel gepoept. Mama had erom gevraagd, dus dat had ik gedaan. Ik had heel erg goed mijn best gedaan en het was gelukt. Niet alleen mijn luiertje, maar ook mijn rompertje en maillot waren vies. Zelfs mijn beentjes. Toen gingen we weer heel gauw naar binnen en moest ik gewassen worden en andere kleertjes aan.

Ik dacht dat mama trots op mij zou zijn omdat ik gepoept had toen ze het vroeg, maar mama was niet blij, helemaal niet zelfs.
Soms snap ik mijn mama niet!

Femkes verhaaltje 4: Een slim plannetje

Mijn broer heeft een heleboel geleerd op school. Hij kent alle dagen van de week al. Hij weet dat hij op maandag twee keer naar school moet en dan ‘s middags naar zwemles. Ik ken de dagen van de week nog niet, maar ik weet toch heel goed wanneer ik ga zwemmen. Als mevrouw Wilma komt om mama te helpen met het huis poetsen! Altijd als zij komt, gaan mama en ik zwemmen. Ik vind zwemmen heel leuk en ik kan het ook goed. Lekker spetteren, onder water zwemmen, van de grote glijbaan en natuurlijk mama nat gieten. Dat vind ik het allerleukste!

Gisteren kwam mevrouw Wilma weer. Zij was de kamer aan het stofzuigen en ik hielp mee. Ik veegde met mijn eigen bezempje alle duploblokken netjes onder de bank, zodat mama ze niet meer zag.

Toen gingen mama en ik zwemmen, maar het was veel te kort, want we moesten al snel weer weg om mijn grote broer van school halen. Jammer! Ik wilde nog veel langer zwemmen. Maar mama zei dat ik de hele week moest wachten, tot mevrouw Wilma weer kwam.

‘s Middags speelde ik met mijn broer in de zandbak en we kregen van mama een lekkere rijstwafel. Rijstwafels kruimelen heel erg, daarom zei mama dat we hem maar buiten op moesten eten. Opeens kreeg ik een slim plannetje. Ik liep met mijn emmertje naar de keuken en kiepte al het zand eruit, op de net schone vloer. Daarna maakte ik heel veel kruimels met de rijstwafel. “Kijk eens mama,” riep ik. “Nu moet mevrouw Wilma komen stofzuigen. Gaan wij dan weer zwemmen?”

Maar mevrouw Wilma kwam niet. Mama veegde zelf het zand en de kruimels weg en we gingen helemaal niet zwemmen. Flauw hè. Ik vond het juist zo slim van mezelf.

Femkes verhaaltje 5: Toverkusjes

Mijn mama geeft mij vaak kusjes, maar soms geeft mama heel bijzondere kusjes: toverkusjes. Toverkusjes helpen altijd!

Vanmorgen was ik lekker aan het spelen met mijn vriendinnetje Liesje. Liesje kwam bij mij thuis en dat vond ik heel stoer. Mijn grote broer heeft vaak vriendjes die komen spelen, maar ik maar soms, dus moest ik aan Liesje laten zien hoe leuk het is om bij mij te spelen en hoe knap ik ben. Daarom rende ik zo hard als ik kon door de kamer. En ik kan al hard, heel hard.

Maar pop was uit de kinderwagen geklommen. Ze lag midden in de kamer. Dat vond ik heel stout van pop. En toen viel ik. Zomaar op mijn bol. Ik moest natuurlijk heel hard huilen en ik liep gauw naar mama. Mama nam mij op schoot, zwaaide met haar arm en riep: ?hocus, pocus, pilatus, pas, ik wou dat de pijn over was.? Toen gaf mama mij een kusje en mijn hoofdje deed geen pijn meer. Ik ging weer lekker verder spelen met Liesje.

?s Middags na het eten voelde mijn mama zich niet goed. Ze zag er ook een beetje eng uit, alsof iemand haar gezicht helemaal wit gekleurd had. Ze zei dat ze mier-ga-rennen had en dat ze daarom naar bed ging. Ik weet wel wat dat is, mier-ga-rennen. Dan doet je hoofd heel veel pijn. Ik wilde niet dat mama naar bed ging. Dat vond ik saai. Dus klom ik op mama?s schoot, zwaaide met mijn armpje en riep: ?hocus pocus pilatus pas, ik wou dat de pijn over was.? Toen gaf ik mama een dikke, dikke kus op haar hoofd. Mama lachte en zei dat ze me heel lief vond en dat mijn kusje ook een beetje hielp. Maar ze ging toch naar bed.

Misschien moet ik nog wat extra oefenen op mijn toverkusjes.

Femkes verhaaltje 6: Mama drinken en groot zijn

Toen ik nog klein was mocht ik altijd bij mijn mama drinken. Dat vond ik fijn. Lekker dicht tegen mama aanliggen en mijn buikje helemaal vol drinken. Maar nu ben ik daar te groot voor. Dat heeft mama zelf gezegd. Ze zei steeds: “Femke, als jij naar de speelzaal gaat, ben je groot. Dan kun je niet meer bij mama drinken.”

Ik ga nu al een tijdje naar de speelzaal. Dat vind ik heel leuk, want dan kan ik fijn met andere kindjes spelen. We hebben ook een lieve juf, Jolanda, maar juf Jolanda is wel een beetje dom, hoor. Ze noemt mij steeds “moppie”. Zo heet ik toch helemaal niet?! Ik ben Femke, grote Femke.

En omdat ik groot ben en al naar de speelzaal mag, ga ik niet meer slapen ‘s middags. Dat heeft mama niet bedacht, dat heb ik zelf verzonnen. Overdag naar bed gaan is voor kleine kindjes.

Het is wel moeilijk om niet te slapen ‘s middags. Ik ben soms zo moe dat mijn oogjes vanzelf dicht gaan. Als mama mij toch in bed legt of in de wandelwagen. In de auto of als ik op de fiets zit. Dat is zo?n fijn plekje om te slapen. Lekker warm met mijn wang tegen mama?s rug aan.

Vanmiddag was ik ook erg moe en mama bracht mij naar bed. Ik riep zo hard als ik kon dat ik niet wilde, dat slapen voor kleine kindjes is en dat ik al groot ben. Maar mama luisterde niet naar mij. En mijn oogjes deden flauw. Die vielen zo maar dicht.

‘s Avonds deed papa mij mijn pyjama aan, want mama was een beetje ziek en lag al in bed. Opeens kreeg ik een heel slim idee. Ik rende naar mama toe en zei: ” ik wil bij jou drinken, want ik heb vanmiddag geslapen.”

Maar mama zei dat dat niet kon, dat ik daar te groot voor was. Ze gaf mij een dikke kus en knuffelde mij. Gelukkig word ik nooit te groot voor fijne mamaknuffels!

Femkes verhaaltje 7: Pop Marieke

Mijn mama heeft me verteld dat zij zelf ook een klein meisje is geweest. Ik dacht dat mama een grapje maakte en moest hard lachen, maar mama liet me foto’s zien. Het is echt waar. Mijn mama is ook een klein geweest. Gek hè.

Toen mama een klein meisje was had ze een lieve pop, pop Marieke. Mama zorgde heel goed voor haar, maar nu mama groot is, doet ze dat niet meer. Nu zorgt ze voor mijn grote broer en voor mij. Mama heeft de pop aan mij gegeven. Ik mag de mama van pop Marieke zijn.

Gisteren had ik het te druk om met pop Marieke te spelen. Ik ging naar de speelzaal en spelen met een vriendinnetje. Daarna nog met mama en mijn grote broer naar de kinderboerderij. Daar was ook een speeltuin bij. Het was allemaal erg leuk!

Maar ‘s avonds was ik wel moe. Toch moest ik nog eten van mama. Dat kon ik niet, echt niet. Ik ging hard huilen. Gelukkig was mijn broer heel lief. Hij stond op van tafel en gaf mij pop Marieke om mee te knuffelen. Dat was fijn.

Mama snapte wel dat ik een beetje te moe was om te eten en daarom voerde zij mij, net alsof ik nog een baby’tje was. Ze gaf mij lekkere hapjes rijst en boontjes. Toen kreeg ik een goed idee. Mama is mijn mama en zij voerde mij. Ik ben de mama van pop Marieke dus ging ik pop Marieke voeren. Ik pakte een paar rijstkorreltjes en stopte die in Mariekes mondje. Dat was best moeilijk, maar met proppen lukte het toch. Ik was heel trots op mezelf dat ik Marieke kon voeren, maar mama vond dat helemaal niet knap. Ze pakte een satéprikker en haalde alle rijst weer uit Mariekes mondje. Heel gemeen.

Toen pop Marieke niet mocht eten, wilde ik ook niet meer. En ik heb lekker mijn mondje dichtgehouden. Puh!

Femkes verhaaltje 8: Grote-meisjes-bed

Wij zijn pas op vakantie geweest. Er was een trampoline en een zwembad, een heel mooie speeltuin en iedere avond mocht ik gaan dansen met een groot knuffelkonijn. Maar het leukste was een grote-meisjes-bed. Thuis slaap ik in een gewoon bedje, waar mama mij iedere avond in tilt, maar hier was het echt een heel groot bed, waar ik zelf in kon klimmen. Mijn broer sliep in het bed naast me en we konden fijn kletsen en zingen. Maar na een tijdje wilde mijn broer steeds slapen. Dat vond ik wel jammer. Een grote-meisjes-bed is toch niet om in te slapen? Dat doen grote meisjes niet. Die zingen in bed. Maar ja, mijn broer is natuurlijk geen groot meisje.

Thuis sliep ik weer een paar nachtjes in mijn gewone bedje, maar toen zei mama dat we gingen logeren bij tante Gitta. Ik was heel blij, want dan mocht ik vast weer in een grote-meisjes-bed.

Het huis van tante Gitta leek ook wel vakantie met een trampoline en een speeltuin. Maar er was geen zwembad en toen ik ‘s avonds moest slapen, zag ik dat tante Gitta een kleine-meisjes-bed had neergezet. Een kleine-meisjes-bed. Nou ja! Het was toch vakantie? Dan hoor ik in een grote-meisjes-bed. Ik ging lekker niet slapen. Ik sprong in het bed en ik zong, maar het hielp niet. Mama legde mij niet in een ander bed.

Opeens kreeg ik een slim idee. Ik deed mijn best om zoveel mogelijk te plassen en dat lukte. Het lukte zelfs heel goed, want niet alleen mijn luier en mijn pyjamaatje waren nat. Het hele kleine-meisjes-bed was ook vies. Mama kwam en zette me onder de douche. Tante Gitta maakte het bed schoon, maar daar kon ik niet meer in slapen, want dat was helemaal nat.

Toen mocht ik toch in een grote-meisjes-bed. En daar heb ik natuurlijk niet in geplast!

Femkes verhaaltje 9: Koeien

Vanmorgen mocht ik met papa, mama en mijn grote broer mee naar een boerderij. Geen kinderboerderij, waar je dieren mag knuffelen, maar een echte grote-mensen-boerderij met echte grote-mensen-koeien. Eerst zagen wij een kalfje, dat pas een week oud was. Mama vond het kalfje heel schattig omdat het zo klein was, maar ik vond het helemaal niet klein. Hij was veel groter dan ik!

Maar later zag ik veel grotere koeien en toen snapte ik wel dat mama het kalfje schattig vond.
Bij de boerderij waren allemaal leuke dingen, maar het mooiste was dat ik zelf ook een koe werd. Geen echte natuurlijk, maar een mevrouw verfde mijn gezichtje net alsof ik een koe was, wit met zwarte vlekken.

Toen we moesten eten gingen we op een kleed in de wei zitten. Mama had boterhammen meegenomen, maar ook appeltjes, komkommer en koekjes. Die aten we lekker op. De koeien waren vlakbij. Ik kon hun gele oorbellen goed zien. Ik wil ook oorbellen, maar dat mag niet van mama. Ik moet nog wat groter worden. Niet zo groot als een koe, hoor. Opeens tilde een koe haar staart op en plaste. Niet op een potje, maar zo maar midden in de wei. Helemaal niet netjes!

Vanmiddag speelde ik met mijn grote broer in de tuin, maar er was iets bijzonders. Ik had geen luiertje om, maar een echte grote-meisjes-onderbroek aan. Af en toe plaste ik op het potje. Dat kan ik al een beetje. Maar opeens ging het mis en toen plaste ik op de grond in de tuin.

Mama zei dat het helemaal niet erg was. De koe had ook zomaar in de wei geplast. En ik was geverfd als koe, dus mama begreep het best. Maar ik wilde weer een luier aan. Ik ben toch geen echte koe?!

Femkes verhaaltje 10: dokter Jelle

Heel lang geleden was mijn mama een klein meisje. Toen had zij ook speelgoed. Maar nu is mama te groot om daarmee te spelen, dus heeft ze het aan mijn grote broer Jelle en mij gegeven. Het mooiste is een koffer van een dokter. Daar zitten echte doktersspullen in. Soms speel ik dat ik ziek ben en mijn broer de dokter is. Dan ga ik op de grond liggen en zeg: ‘Dokter Jelle, dokter Jelle, maak me gauw beter.’ Mijn broer luistert dan met de oorhanger en kijkt op de billenprikker. Daarna geeft hij mij een dikke kus en ben ik weer beter.

Gisteren mocht ik met mama mee naar het ziekenhuis, naar een echte dokter. We gingen met de auto en daarna moesten we heel lang wachten in een kamer vol mensen. Gelukkig was daar duplo en ik heb een hele hoge toren gebouwd. Bijna tot aan het plafond.

Eindelijk kwam er een meneer in een witte jas mijn mama halen. Hij zei dat hij de dokter was. Ik mocht met mama mee naar de kamer met het gordijn. Daar stond een bed, maar het was een gek bed. Er lag helemaal geen dekbed op en er waren ook geen knuffels. De dokter ging mama onderzoeken, maar hij had niet zo’n billenprikker als ik in mijn dokterskoffer heb. Hij pakte wel een oorhanger. De mijne is geel, maar die van hem was zwart. Helemaal niet mooi. Hij hing de oorhanger in zijn oren en luisterde naar mama’s rug. Daarna ging hij praten en praten en nog meer praten. Dat vond ik wel een beetje saai. Als Jelle en ik met de dokterskoffer spelen is het nooit saai.

Ik vond het niet meer zo leuk, dus vroeg ik aan de dokter. ‘Heb jij mama nou al beter gemaakt?’ De dokter kreeg opeens rode wangen, want hij had mama niet beter gemaakt. Mama kan maar beter naar dokter Jelle gaan!

Overige columns:

Column 1: Verbondenheid

Column 2: Wonderen

Column 3: Relishoppen

Column 4: Geloof op vakantie

Column 1: verbondenheid

Sommige mensen ken ik al jaren en jaren. Ik kan gezellig met ze kletsen, maar de gesprekken blijven oppervlakkig en zullen nooit uitstijgen boven het ‘lekker weertje’- niveau. En dat hoeft ook niet. Het is goed, zoals het is.

Met anderen heb ik op onverklaarbare wijze een enorme klik. Zo kwam ik vorige week iemand tegen bij wie ik me meteen prettig voelde. Ik wist niet hoe ze heette, hoe oud ze was, wat voor werk ze deed, maar we raakten aan de praat en dat voelde meteen vertrouwd. We sloegen de koetjes, kalfjes en de rest van de veestapel over en hadden een inhoudelijk gesprek over een zwaar onderwerp. We spraken over dromen in je leven en over de verwachtingen die je als kind hebt. Maar vooral, hoe je ermee omgaat als die verwachtingen niet worden waargemaakt, als de dromen worden gebroken.

Hoe moet je verder als je van jongsaf aan wordt opgevoed met het idee dat je later moeder zult worden, als je jezelf in al je toekomstdromen ziet met vier of vijf kinderen, maar als je lichaam je in de steek laat. Als je maand na maand de teleurstelling moet slikken, als je om je heen, de ene dikke buik na de andere ziet, terwijl je eigen buik plat blijft?

Of, zoals in mijn geval, hoe richt je je leven in, als je altijd hebt gedroomd van een glanzende carrière, maar door een chronische ziekte niet meer kunt werken? Waar leg je dan je focus? Hoe ga je verder? Ik kan zeggen dat ik mijn weg daarin gevonden heb en ik ben gelukkig met het leven dat ik nu leid, ook al ben ik niet die succesvolle advocate met een eigen mediationpraktijk, waar ik van droomde.

Mijn gesprekspartner vroeg mij op een gegeven moment: ‘Jij bent ook gelovig, toch?’
We hadden het daar nog niet over gehad, maar ik heb meestal een gouden kettinkje om mijn nek met een kruisje eraan. Toen ik knikte zei ze: ‘Ik geloof ook en dat helpt. Je kunt sommige dingen niet begrijpen, maar je mag erop vertrouwen dat het goed is, dat God een bedoeling met je heeft. Je zou het zelf anders willen, maar het gebeurt niet voor niets in je leven.’

Zo sterk is mijn geloof niet, of beter gezegd, dat wil ik niet geloven. Ik geloof niet dat het goed is dat ik ziek ben, dat God daar een bedoeling mee heeft. Ik ben ziek omdat er een ‘productiefout’ in mijn lichaam zit en niet omdat God dat wil. Maar ik denk wel dat God mij kracht geeft om positief met mijn ziekte om te gaan, dat hij me de moed geeft om niet in de patiëntenhoek en slachtofferrol te gaan zitten, maar te kijken naar alles wat ik nog wel kan,  naar alle dingen in mijn leven waar ik gelukkig mee ben en dankbaar voor. Ik antwoordde haar dus ook, dat ik het wat dat betreft anders zag, maar dat mijn geloof me wel troost bood. Ze knikte en zei:‘Ja, geloof geeft troost, kracht en vertrouwen en dat voel je juist als het moeilijk wordt.’

Ik keek haar aan. Donkerbruine ogen in een getint gezicht, een veelkleurige hoofddoek. Een ander geloof, hetzelfde vertrouwen. En ik voelde me zo verbonden met haar.

Column 2: wonderen

Wonderen

Iedere maandagavond ga ik samen met een vriendin zwemmen. Maar een paar weken geleden voelde ik me daar niet fit genoeg voor, daarom gingen we wandelen in plaats van zwemmen. We liepen eerst een stuk langs de Maas en vervolgens door Katwijk. Daar stuitten we op de Mariagrot. Hoewel ik al vijf jaar in Cuijk woon, was ik er pas één keer eerder geweest. De Mariagrot in Katwijk is een nagebouwde Lourdesgrot. Op een bordje naast de grot stond dat er ook wonderen waren gebeurd bij de grot en dat de Mariagrot op miraculeuze wijze gespaard is gebleven tijdens bombardementen. Hoewel ik een grot midden in het Brabantse landschap wat vreemd vind en ik me als Protestant ook niet zo veel voor kan stellen bij de Mariaverering, kreeg ik wel een bijzonder gevoel toen ik daar op die stille maandagavond stond en de kaarsjes zag branden. Maar ik vind het moeilijk om te geloven dat er ook echt wonderen gebeurd zijn.

Sowieso heb ik wat moeite met wonderen. Voordat wij naar Cuijk verhuisden woonden we in Leiderdorp. Daar heeft de evangelist Jan Zijlstra de Levensstroomgemeente opgezet. Een gemeente die gelooft in de zegenende kracht van God en die als boodschap heeft dat Jezus Christus het antwoord is op alle vragen en noden. Dat klinkt natuurlijk erg mooi en troostvol -de zegenende kracht van God en het antwoord op alle vragen- , maar iedere eerste en tweede zondag van de maand zijn er gebeds- en genezingsdiensten en daar heb ik een vreemd gevoel bij.

Ik geloof dat God in staat is om wonderen te verrichten en dat Jezus Christus door God de gave had gekregen om wonderen te doen. En ik geloof zelfs dat ook in onze tijd wonderen gebeuren, dat er mensen op onverklaarbare wijze genezen. Ik geloof alleen niet dat dat nu net op die twee eerste zondagen in de maand in Leiderdorp is of in een nagebouwde grot in Katwijk. Misschien ben ik te cynisch, want eigenlijk zou ik bewijs voor die grote wonderen willen zien, hoewel een kenmerk van geloven natuurlijk net is dat er geen bewijs is. Al met al voel ik me altijd wat ongemakkelijk als wonderen ter sprake komen.

Maar vorige week waren we op kraamvisite bij het eerste kindje van goede vrienden van ons. Op een gegeven moment waren mijn man en kinderen beneden en boog ik mij samen met de kersverse moeder over het mooie, kraakheldere wiegje. Ik zag een mannetje van twee dagen oud en nog geen drie kilo met heldere, open oogjes, zachte, blonde haartjes, tien vingertjes, tien teentjes, helemaal compleet. Terwijl ik naar hem keek zei de moeder met schorre stem: ‘Het is echt een wonder.’ Toen kwamen de kraamtranen.

Daar stond ze, achtendertig jaar, het nodige meegemaakt, de zwangerschap zeker niet cadeau gekregen, maar nu voor het eerst moeder, letterlijk huilend van geluk bij het wonder dat voor haar lag.

En het werd me duidelijk. Ik hoef niet te zoeken naar het bewijs voor grote wonderen. Ik hoef geen verhalen over wonderbaarlijke genezingen, bijzondere gebedsdiensten in Leiderdorp of miraculeuze bescherming van een nagebouwde grot in Katwijk. Ik zag het wonder van Gods grootheid en Zijn goedheid voor me, in de vorm van een lief,  klein jongetje en zijn stralend gelukkige moeder.

Dank U God!

Column 3: relishoppen

Relishoppen

Om de zoveel tijd krijg ik van mijn schoonmoeder een hele berg tijdschriften. In een van die bladen las ik een tijdje geleden een artikel over ‘Relishoppen’. Het ging erover dat de kerken een teruggang in gemeenteleden kenden, maar dat er tegelijkertijd, mede veroorzaakt door de economische crisis, behoefte was aan geloof, aan een godsbeeld. Veel mensen, met name vrouwen, creëerden daarom hun eigen god en godsbeeld, gebaseerd op verschillende religies. Een vrouw vertelde dat ze regelmatig tot God bad en weleens naar een preek luisterde, dat ze wierook en kaarsjes brandde bij een altaartje in huis, mediteerde voor een boeddhabeeldje en de natuur vereerde en koos voor een spirituele, natuurlijke levensstijl, waarbij ze zich niet wilde vereenzelvigen met de materialistische, wetenschappelijke westerse wereld. Een mix van protestantisme, katholicisme, boeddhisme en wicca (hoewel je erover kunt discussiëren of dat laatste wel een religie is).

Relishoppen, de term alleen al, klinkt mij veel te gemakkelijk, te vrijblijvend. Je neemt gewoon van iedere religie datgene wat je aanspreekt, gooit dat in een shaker en maakt er je eigen godsdienstige cocktail van, met alleen de elementen die je leuk vindt. Simpel. Dat is nog eens leuk geloven, in je eigen verzonnen god.

Natuurlijk ga ik hier heel kort door de bocht en ridiculiseer ik het relishoppen. Want als ik er goed over nadenk… Doe ik dan eigenlijk niet voor een deel hetzelfde? Ik zal geen bomen omhelzen, niet pendelen boven een pentagram en niet in de Lotushouding gaan mediteren, maar ook ik haal uit het geloof datgene wat me aanspreekt, heb mijn eigen godsbeeld. Ik zie God als een Liefdevolle Vader, iemand bij wie ik me geborgen mag weten. Maar als ik in het oude testament lees, komt daar een heel ander beeld naar voren. Bijvoorbeeld 1 Samuel 15:3: “Ga nu heen, en versla Amalek, en sla alles wat hij heeft met de ban. Spaar hem niet, maar dood hen van man tot vrouw, van kind tot zuigeling, van rund tot schaap, en van kameel tot ezel.”

Dood hen van man tot vrouw, van kind tot zuigeling. Zo’n opdracht van God kan ik niet verenigen met het beeld dat ik heb van God, het beeld van de goede, liefdevolle, barmhartige vader. En toch staat het hele oude testament vol met dit soort teksten, is dit ook een kant van God, een kant, die ik eigenlijk niet zou willen.

Hetzelfde geldt voor de kerk. Als ik naar een kerkdienst ga, vind ik het prettig dat ik min of meer weet wat ik kan verwachten: liederen, gebed, preek en zegen. Tegelijkertijd vind ik het fijn als het eens anders is, bijvoorbeeld als er geen orgelspel is, maar een koortje met een gitaar of een blaasinstrument. Als er in plaats van een preek een korte film wordt gedraaid, een film die mij laat nadenken over wezenlijke vragen. Als er een keer wat andere liederen worden gezongen.

Momenteel zitten we in de veertigdagentijd, de vastenperiode. Ik doe mee en eet veertig dagen geen vlees, snoep niet en zal niet ‘zinloos internetten’. Vasten op een andere wijze dan de ‘voorgeschreven’, vasten op mijn eigen manier.

De bijbel zegt Onderzoekt alles en behoudt het goede (1 Tessalonicenzen 5: 21). Dat staat heel vroom, maar als ik dat toepas op mijn eigen godsbeeld, de kerkdienst en vasten. Ben ik dan zelf  -weliswaar binnen de lijntjes- ook niet aan het reli-shoppen?

Column 4: geloof op vakantie

Geloof op vakantie

De afgelopen weken zijn wij op vakantie geweest: een week naar Cornwall, een week naar Zuid-Wales en een week naar Noord-Wales. Telkens hadden we een huisje (lees: een verbouwde schuur) midden in de natuur. Stelt u zich een dorpje voor, een gehuchtje bestaande uit vier of vijf boerderijen en een pub. Rijd dan drie mijl verder over kronkelige heuvelweggetjes en daar, in the middle of nowhere, lagen onze vakantiehuisjes.

Hoog op een heuvel, midden tussen de schapen, zou je je dicht bij God moeten voelen, één met de schepping. Bovendien was ik die weken veel met God bezig. Mijn uitgever had me een lijstje ‘huiswerk’ meegegeven, leeswerk. Vier historische romans, waarbij in drie van de vier God een grote tot zeer grote rol speelde. Ik dacht ook veel na over God in mijn eigen historische roman, hoe zag mijn hoofdpersoon Hem? Als een wrekende God of als een liefdevolle God?

En toch, ondanks de mooie natuur en het nadenken over God in het leven van mijn hoofdpersoon, voelde ik mezelf niet dichter bij God dan anders. Sterker nog, God werd meer een onderwerp, een motief in mijn manuscript dan Iemand die in mijn eigen leven een rol speelde. In mijn koffer had ik ook geen bijbel of dagboekjes meegenomen. En we hebben geen kerkdienst bijgewoond, dat doen we eigenlijk nooit op vakantie. Wel hebben we kerkjes bezocht. Oude, grofstenen gebouwtjes, met maar een paar banken, soms zelfs uit de tijd van de Noormannen of op nog oudere fundamenten.

In één van die kerkjes, hoog op een winderige heuvel, vlak aan de Oceaan in een dorpje van 83 huizen en 336 inwoners, stuitte ik opeens op dit welkomsgedicht.

Welcome,                                                  Welkom

In the name of Jesus Christ                                 In Jezus’ naam

We bid you welcome to our church                   Heten we je welkom in onze kerk

Here in the quiet you may speak to God          Hier in de stilte, mag je tot God spreken

Here you may give thanks                                 Hier mag je dankbaar zijn

Here you may cast your cares upon Him           Hier mag je Hem je zorgen voorleggen

Here you may seek:                                            Hier mag je zoeken naar:

Strength for the present                                     Kracht voor het heden

Courage for the future                              Moed voor de toekomst

Then you go your way rejoicing                         Dan ga je je weg, in vreugde

And may God bless you                                     En moge God je zegenen

And grant you peace for evermore                    En eeuwige vrede geven

Amen                                                                  Amen

Here in the quiet you may speak to God, hier in de stilte mag je tot God spreken.

Toen ik dat eenvoudige zinnetje las, voelde ik hoe het vlammetje van mijn geloof, dat ondanks de schitterende natuur, alle honderden bladzijden die ik had gelezen en al mijn denkhuiswerk over God, nogal zwak brandde, opeens weer opvlamde.

Here in the quiet you may speak to God. En ik voelde me oprecht welkom in dat kleine kerkje.

Related Articles

Trả lời

Email của bạn sẽ không được hiển thị công khai. Các trường bắt buộc được đánh dấu *

Check Also
Close
Back to top button